Menu

Overige documenten

Verpachting van de Impost op Brandewynen


Brandewynen

Ordonnantie / volgende dewelcke ten behoeve van de gemeene saecken van wegen de Staten Generael der vereenighde Nederlandtsche Provincien / binnen de Steden / Forten ende Landen van Brabandt / onder de gehoorsaemheydt van de Generalteyt voornoemt staende / den Impost op de gebrande Wijnen geheven sal werden / voor den tijdt van een jaer: Innegaende den eersten October ... ende eyndigende den laetsten September ...

Gearresteert den 23. Julii 1716.

I.

Den voorsz Impost sal ontfangen werden van alle de gebrande Wijnen / het zy dat de selve van Wijnen / Bieren / Meed / Tarwe / Rogge / of andere Greynen / als Anijs / Venkel / Geneverbesyen / ofte van eenige Moeren ofte andere Specien en Materien / alhier binnen den Lande gebrandt ofte overtrocken, ofte van buyten gebraght zijn / te weten / van elck stoop Dortsche mate aght stuyvers: Van alle mate meerder of minder te reduceren na advenant; ende van de Voorloop van alle Brandewijnen, van elcke stoop een vierde meer; sonder eenigh onderscheydt te maecken tusschen Borgers, Tappers, of kleyne Slyters, of ter saecke van dien eenige hooger impost als voorschreve is, te vorderen.

II.

En om te voorkomen alle de frauden / sal van nu voortaen niemandt het zy Man / ofte Vrouw / eenige Brandewijnen mogen branden van Wijnen / nogh van wat Moeren / of van wat Materie het zy / ten zy dat hy eerst ende alvoorens by den Collecteur ofte Pachter laten opteyckenen sijn rechten naem ende woonplaets / mitsgaders met hoe veel Ketels dat hy brandt / om by den Pachter aengeteyckent te werden / ende des noodts / eedt doe / dat hy alle weecken by den Collecteur of Pachter / komen sal / ende aen hem by den selven eedt verklaren / hoe veel Brandewyn hy van die weecke gebrandt / en daer van verkocht heeft / omme daer van volgens de Ordonnantie den impost ontfangen te mogen werden / op de boete van twintigh ponden / t'elckens ter contrarie doende te verbeuren. Van gelijcke sullen mede alle Brandewijnverkoopers, ende Slyters, by de kleyne maet, ten eynde van yeder weecke, ten Comptoire van den Pachter of Collecteur, moeten aengeven de namen van de Brandewynstoockers, ende Grossiers, by dewelcke sy hare Brandewijnen, en gedistilleerde Wateren gehaelt hebben, in die weeck, met expressie van de juste quantiteyt van dien: En sullen oock gehouden zijn, t'allen tyde, ter requisitie van den Pachter of Collecteur, sigh deswegen met eede te expurgeren; alles mede op een boete van twintigh guldens, t'elckens ter contrarie doende, te verbeuren: Alle welcke boeten sullen komen / een derdepart ten behoeve van den Officier ofte Deurwaerder / die de executie doet; een derdepart ten behoeve van den Pachter ofte Collecteur / met den Armen / half en half; ende het overige derdepart ten behoeve van den Aenbrenger.

III.

Sullen geene Brandewijnbranders eenige Brandewijnen met de kleyne maet en als Uytslijters mogen verkoopen / ten zy de Branderyen gelegen of staende zijn twintigh roeden van de plaetse daer sy de uytslyterye zijn doende. Geljck oock geen Brouwers of Wynkoopers binnen hare Huysen / Schuuren / ofte Brouweryen sullen mogen branden / of eenige Ketels setten om te branden / ten ware de selve van hare Huysen / Schuuren en Brouweryen insgelijcks twintigh roeden zijn gelegen / op een boete van hondert guldens.

IV.

Yemandt in de besloote Steden woonende, ende sigh generende met Brandewyn, of andere gedistilleerde Wateren, te verkoopen, sal jaerlijcks moeten vaststaen, ende ten genoege van den Pachter versekertheyt geven, en namentlijck te 's Hertogenbosch, Bergen op den Zoom, Breda, Grave, Sluys, ende Hulst, voor den Impost, van vier amen, ende in andere kleynder besloote Steden van de Generaliteyt, voor den Impost van twee amen: ten welcken eynde sylieden t'elckens een maendt voor de verpachtingh, of wel ten aenvangh van hare neeringh, soo die loopende de pacht mochte komen voor te vallen, gehouden sullen zijn te compareren voor de Magistraten, ofte ter Secretarye van de Steden, ende aldaer te verklaren, dat sy van meeningh zijn Brandewijn, ofte andere gedistilleerde Wateren, uyt te slyten, waer van Acte gemaeckt, ende aen den Pachter of des selfs Collecteur, sal moeten werden overgelevert, om soodanigh Persoon als Uytslyter te erkennen, en het recht van den Impost te doen betalen, op poene, van hondert guldens, te verbeuren by den geene, die hier in nalatigh zijn geweest; doch voor den voorschreven Impost van vier en twee amen respective, sullen niet responsabel zijn de Grossiers en Koopluyden van Brandewijnen, en gedistilleerde Wateren, die geen van die Waren, of Koopmanschappen binnen de voorschreve besloote Steden sullen of willen verkoopen, ende bereydt zijn, sigh dewegens ten allen tyde, sulcks gerequireert werdende, met eede te expurgeren.

V.

Sullen voortaen mede geene Brandewynen, of andere gedistilleerde Wateren, ten platten Lande by Vaetjes, ofte in Flessen verkocht mogen werden, maer alleen by de kleyne maet, ende den tap, om aldaer geconsumeert te werden, op poene van vyftigh guldens, t'elcken reyse te verbeuren, boven de boete van het generael Placaet: Ende sullen de Verkoopers van Brandewyn, ofte andere gedistilleerde Wateren, ten platten Lande, van elck soort niet meer mogen inslaen, dan een half ancker ofte aght stoop t'elckens en te gelijck, op de boete als vooren.

VI.

In de besloote Steden sullen de Flessianen, dat is, die by het soopje verkoopen, geen meer Brandewyn, of gedistilleerde Wateren te gelyck, en op een tijdt, in hare Huysen mogen hebben als twee stoopen van yeder soort, sonder meer, ende by aldien meerder quantiteyt by haer wierde bevonden, sullen daer over t'elckens vervallen in de boeten gemeldt in het voorige Articul, boven de verbeurte van de Brandewyn, en gedistilleerde Wateren, die boven de voorschreve stoopen by haer sullen gevonden werden.

VII.

Item / soo en sal oock niemandt / van wat qualiteyt of conditie hy zy (buyten en behalven de Grossiers, daer van gemeldt werdt in het dertiende Articul hier na volgende) eenige Brandewijn van buyten komende / mogen inne doen / om de selve te verkoopen / ofte selfs gebruycken / ten zy dat het selve den Collecteur of Pachter eerst ende alvooren aengegeven / ende hem daer van den behoorlijcken Impost betaelt / ofte doen aentekenen heeft / om na advenant hy binnen die weecke uytgesleten sal hebben / betaelt te werden / al op de voorschreve boeten / te innen ende te gaen als vooren.

VIII.

Ende omme te beter alle frauden te verhoeden / sullen egeene Schippers / Schuytvoerders / nochte Wagenaers / eenige Brandewynen uyt hare Schuyten / Schepen / nochte van hare Wagens mogen ontladen / nogh oock de selve reppen ofte roeren / nochte oock in yemandts Huys mogen by yemandt gebraght / nochte ontfangen werden / oock niet met de selve Brandewijnen mogen vernachten / ten zy by kennisse ende weten van den Collecteur ofte Pachter / aen wien hy sal opgeven van waer de selve gekomen zijn / of werwaerts zijn gedestineert / op de poene ende breucke van vyftigh guldens, soo wel by den Brenger / als die ontfanght / daer boven te verbeuren / soo dick- ende soo meenighmael hy bevonden sal werden sulcks gedaen te hebben / te innen ende te gaen als voren.

IX.

Sullen oock egeen verlegen nogh verdurven Bieren / Wijnen / nochte Wijnmoeren mogen innedoen / omme gebrande Wijn af te maken / sonder voorweten en consent van de Pachters respective / op poene van twintigh ponden van veertigh grooten / ende de verbeurte van de Wijnen / Bieren en Moeren.

X.

Ende en sullen geen Brandewijnmakers ofte Brandewijnbranders eenige Wijnen nochte Bieren mogen inleggen / ten zy sylieden eerst ende alvooren daer van den behoorlycken impost / soo van de Wijnen aen den Pachter van de Wijnen / als van Bieren aen den Pachter van de Bieren / betaelt sullen hebben / en daer af Biljet van den selven sullen hebben ontfangen / op poene als in de Ordonnantie der selver respective is begrepen: Ende sullen de bedurven ende verlegen Wijnen / mitsgaders de Wijnmoeren van de voorschreve Impost vry zijn / blyvende de selve noghtans in het Articul hier vooren verhaelt.

XI.

Sullen van gelijcken de geene die in de voorschreve Steden / Dorpen ofte Vlecken sullen komen om Brandewijn te verkoopen / het selfde niet mogen doen / sonder daer van eerst ende alvooren betaelt te hebben den behoorlijcken Impost aen den Pachter ofte Collecteur / binnen der Stede / Dorpe ende Vlecke daer sy de selfde Brandewijnen sullen willen verkoopen / of ten minsten den Pachter of Collecteur daer van gecontenteert te hebben.

XII.

Den afgaenden Pachter sal niet gehouden zijn eenigh verder restoir te doen, als van de Brandewijnen en andere gedistilleerde Wateren by de Vondpeyl, ten huyse van de Tappers en andere Slyters, gevonden; doch geensints van de Brandewijnen die de Grossiers onder sigh hebben, als waer van den impost niet betaelt werdt dan by den uytslagh.

XIII.

De Grossiers der Brandewynen sullen ten versoecke van den Pachter moeten aenwysen de Brandewynen die sy onder haer ofte by haer hebben leggen, om by hem te werden opgeschreven; gelyck sy ook geene Brandewijnen van nieuws sullen mogen op- of inslaen, ten zy daer van alvoorens hebben een behoorlijck Billet, alles op de verbeurte van de Brandewijn, ende een boete van twee honderdt guldens. Ende van het geen de voorschreve Grossiers by peylingh, alle twee maenden te doen, sullen bevonden werden minder te hebben als by Billet of afschryving den Pachter kan blycken daer van uytgeslagen te zijn, sal den Impost moeten betaelt werden, mits voor leckagie geleden werdende het veertighste part ter maendt, sonder meer.

XIV.

Ende en sullen de Pachters noghte Collecteurs met den Brandewynverkoopers niet mogen composeren / dan van het gunt beneden de pinte teffens verkocht sal werden / alles op poene als vooren / sonder dat syluyden met de selve compositie sullen mogen bevrijden den geenen die eenige Brandewijn boven de pinte van hunlieden sullen hebben gekocht om wederomme in kleyn uyt te slijten.

XV.

Soo wie Pachter blijft van desen voornoemde impost / sal gehouden wesen t'eynde alle maenden te betalen ten Comptoire van den Ontfanger ... een gerecht twaelfdeel van synen beloofden Pachte / of by gebreke van dien / sal den Ontfanger het selve mogen doen executeren ende innen aen den Pachter ofte syne Borgen / na vermelden ende inhoudt van de generale Ordonnantie.

XVI.

Ende sal de Pacht van desen Impost ingaen op den eersten October aenstaende / met der Sonnen opgangh / ten welcken tijdt den Pachter sal mogen gaen met den gezwooren Wijnschroyer of Wijnverlater van der Stede / ende den tegenwoordigen Collecteur ofte Paghter / die des versocht zijnde / gehouden sullen wesen hem te assisteren / ten huyse van allen den geenen die hun geneeren met gebrande Wijnen te tappen ende te slijten / de Brandewijnen die sy aldaer bevinden sullen doen peylen en aenteyckenen / omme van hunlieden t'elcker weecke den behoorlijcken Impost volgende dese Ordonnantie ontfangen te mogen werden.

XVII.

Van desen Impost en sal niemandt vry nochte exempt zijn / dan die in de Generale Ordonnantie staen begrepen.

XVIII.

Op de Conditien ende Voorwaerden / soo in de generale als in dese particuliere Ordonnantie begrepen / is Pachter gebleven van desen impost ... voor den tijdt van een jaer / innegaende den ... en eyndigende den ... met'er Sonnen opgangh / omme de somme van ...


Des t'oirkonde is desen getekent by de Gecommitteerden van den Raedt van State / op den ...



Zoeken in website: De Hasselt voor 1832