Menu

Overige documenten

Verpachting van de Impost op Binnen gebrouwen, Uytheemsche ende Scheeps Bieren


Binnen gebrouwen, Uytheemsche ende Scheeps Bieren

Ordonnantie / volgende dewelke ten behoeve van de gemeene sake / van wegen de Staten Generael der vereenigde Nederlandtsche Provincien / binnen de Steden / Forten en Landen van Brabandt / onder de gehoorsaemheyt van de Generaliteyt staende / de gemeene Impost van alle de Bieren / binnen de voorschreve Steden / Forten / ende andere Nederlandtsche Provincien gebrouwen: mitsgaders van alle Uytheemsche gebrouwen Bieren / geheven ende geinnet sal werden voor den tijdt van een jaer: Innegaende den eersten ... ende eyndigende ...

Gearresteert den 16. Augusti 1716.

I.

Men sal geen Bieren mogen brouwen / dan van eene gulden / dertigh stuyvers / twee guldens / en soo voort opgaende boven de twee guldens / tot sulcken prijse als men goet vindt: Uytgesondert Scheeps-bieren / die op de Schepen gesleten werden / die gebrouwen sullen mogen werden tot alsulcken prijse / als die by de Schippers de Brouwers aenbesteedt sullen werden / op poene van hondert guldens te verbeuren by den geenen die eenige Bieren / contrarie dese Ordonnantie / bevonden sal werden gebrouwen of verkocht te hebben: En sal daerenboven den Brouwer of Brouwster der voorschreve Bieren / in desen breuckigh gevonden zijnde / van syn Neeringe gesuspendeert werden den tydt van een jaer / onvermindert de verdere poene en amende in den Placate begrepen / daer af den Pachter of Collecteur / ten overstaen van de Wethouders van de plaetse / den Brouwer sal insinueren ende verwittigen.

II.

De Pachters of Collecteurs / in de Steden / en ten platten Lande, sullen ten Impost ontfangen van elck vat of grove tonne Biers / die by de Burgers of Huyslieden voor hun eygen provisie ingeleyt werdt / sulcks hier na volght: Ende alle minder of meerder vaten of tonnen na advenant.

III.

Dies sal men van nu voortaen geen Bieren mogen vaten dan in tonnen / halve tonnen / vierendeelkens en achtendeelkens / ten ware met kennisse en consent van den Pachter, en dat daar van bleeke by Acte; welke tonnen, en minder vaetwerck, hier voren gemelt, eerst ende alvooren ge-eyckt sullen moeten wesen by den gezwooren Ycker of Brander / die specialijck ge-eedt sal werden / om geen andere vaten of tonnekens / (daer men gewoonlycken is Bier inne te vaten) te ycken ofte te branden / en sullen geen groote nogh kleyne vaten uyt de Kuypers-huysen, of uyt der Brouwers Kuyphuysen, nogh oock by particuliere, die haer eygen Vaetwerck gebruycken, in de Brouweryen mogen werden gebraght, voor en aleer de selve behoorlyck sullen zyn gebrandt en geyckt; op de verbeurte van de vaten of tonnekens / en het Bier / mitsgaders op een boete van tien ponden / van veertigh grooten 't pondt / tot laste van den Brouwer / en gelijcke tien ponden tot laste van den Inlegger.

IV.

Eerst van Dun, Scheyn, of Scharre-bieren, die by geen Brouwers, of Brouwsters sullen mogen werden verkogt of uytgelevert, als tot eene gulden de ton / sal voor impost werden betaelt vier stuyvers en een half per ton; en sullen de Steden t'haren behoeve / soo veel daer op nogh mogen stellen / sonder meer.

V.

Van Bieren van dertigh stuyvers / twaelf stuyvers: En sullen de Steden t'haren behoeve daer op nogh mogen stellen vier stuyvers / sonder meer.

VI.

Van Bieren van twee guldens en daer boven, agttien stuyvers: En sullen de Steden t’haren behoeve daer op nogh mogen stellen aght stuyvers / sonder meer.

VII.

En de Tappers en Herbergiers / soo wel van Wijnen en Bieren / of die Drooge-gasterye of Soetelarye by consent van de Magistraet houden / en allen anderen met den selven in een Huys woonende / sullen betalen van elck vat of grove tonne Biers die sy inleggen sullen / van wat prijse de selve wesen mogen / twee guldens aght stuyvers / en boven dien nogh aghtien stuyvers op elcke grove tonne Biers van meer dan twee gulden den inkoop; buyten het geene de Steden daer op (als vooren) mogen stellen. En sullen de Brandewijnmakers en Brandewijnbranders gehouden wesen den Burgers Impost te betalen van alle de Bieren die sylieden sullen inleggen / het zy of het ware om te drincken / of om gebrandewijn af te branden: Dog suure, vaatse en verlege Bieren sullen van desen Impost vry zijn, des dat de selve werden ingedaen met kennis van den Pachter, of sijn Commis, en dat die Bieren kort na het indoen van de selve, ten overstaen van den Pachter, of sijn Commis, werden vermenght met water of andersints ondrinckelyck gemaackt, op poene van te betalen Burgers-impost: Edogh indien, de voornoemde Brandewynmakers of Branders oock soude mogen tappen by de kleyne maet, sullen deselve den Tappers-impost moeten betalen van de Bieren die sy komen in te leggen.

VIII.

Sal mede van alle Bieren die by eenige Vergaderingen van geselschappen / als Schutteryen / Gilden / Kolven of gemeene huysen / als Leerhuijsen / Gildthuijsen / Doelhuijsen / ende andere diergelycke huysen gedroncken werden / soo veel werden betaelt als by de Tappers wordt gedaen: Als oock den vollen Tappers Impost als voren sal werden betaelt van de Bieren die by eenige Vergaderingen van jonge Luyden / Gerechten / Collegien van Schutteryen / of Rotten der selver / Gebuyren / Giftbruyloften / of andere Compagnien ingeleyt werden in Burgers ofte Huyslieden huijsen / en tot laste van 't geheele Geselschap of Compagnie / ende uyt de gemeene beurse of penningen betaelt werden. Ende alle Soetelaers ofte andere / Soldaten van Compagnien te paerdt ofte te voet / Bieren om geldt tappende / of Tafelgasten om geldt settende of houdende / sullen van de Bieren die sy inleggen / soo veel voor Impost betalen als Tappers.

IX.

Van een Oostersvat Jopenbier / een en twintig guldens; waer op de Steden nog sullen mogen stellen drie guldens / sonder meer: van halve vaten / en andere vaetkens na advenant. En van alle andere Uytheemsche Bieren geene ter wereldt uytgesondert, die gebrouwen zijn buyten de Geunieerde Provintien, en het ressort van de Generaliteyt, het zy dat die ingeleght worden by Burgers of by Tappers, om geconsumeert en gedroncken te werden, van wat pryse of waerde de selve Buytengebrouwen-Bieren soude mogen zijn, van ieder tonne drie guldens tien stuyvers; waar boven de Steden nog sullen, mogen stellen eene gulden tien stuyvers, sonder meer.

X.

Van de Binnenlandtsche gebrouwe Bieren / in het fatsoen van Uytheemsche tonnen geslagen / drie guldens tien stuyvers van de tonne; waer op insgelijks de Steden nog sullen mogen stellen eene gulden tien stuyvers / sonder meer.

XI.

Item / van alle Bieren buyten de voorschreve Steden van Brabandt in de geunieerde Nederlanden gebrouwen / sal men soo veel betalen als van de binnenlandtsche gebrouwen Bieren; welcker prijs den Inlegger gehouden sal wesen den Pachter aen te geven. Ende soo den selven Pachter in het aengeven van den prijs der selver Bieren eenigh bedrogh vermoede / sal het selve Bier voor den prijs hem aengegeven / mogen na hem nemen / mits het selve terstondt betalende.

XII.

Welverstaende / dat die geene die tot gerief van de arme schamele Menschen Bieren van twintigh stuyvers / in het voorenstaende vierde Articul gemeldt, willen tappen / sullen van jaer tot jaer ten ingangh van het saysoen van den Impost van de Bieren, (daer toe den Pachter alvorens gehoort) hebben gekregen consent van de Magistraet, op een boete van vyftigh guldens. En mits dat se geen Wijnen nochte zwaerder Bieren inleggen noch tappen sullen mogen sonder speciael consent van den Pachter, op de verbeurte van de selve Wijnen en Bieren / ende voorts op gelijcke poene als vooren. Ende en sullen geen andere Tappers / Taverniers / Droogegasteryhouders / of andere / den grooten Impost subject wesende / van dese kleyne Tappers eenige Bieren mogen halen by Kruycken / Kannen of andersints / op de verbeurte van tien gulden.

XIII.

Voor Droogegasteryhouders sullen werden gereeckent die geene die de gaende en komende Man om geldt, by de maeltijdt of anders logeren, en sullen de selve als andere Tappers, dese Ordonnantie subject zyn, maer die geene die houden vaste Commensalen, die haer kost by het jaer, half jaer, ofte vierendeel jaers koopen, sonder de selve by de maeltijdt te rekenen, mits niemandt anders logerende als vaste Commensalen, sullen betalen Burgers Impost; gelijck mede voor geen Droogegasteryhouders, of Tappers sullen werden gerekent, die Slapers leggen, of Ambachtsgesellen, of Schippers, Soldaten, of Ruyters, voor eenigen tijdt logeren, en voor de selve geen Wyn of sware Bieren tappen, mits dat de selve in hare Huysen geen Wynen of sware Bieren sullen mogen hebben, sonder daer van te betalen Tappers Impost, op een boete van vyftigh guldens.

XIV.

Sal oock voortaen niemandt woonende beneden of achter eenige Brouweryen / mogen ondernemen Bier te tappen / maer ten minsten ses a seven Huysen van de selve Brouweryen moeten woonen / indien de Tappery wil exerceren / op een boete van vijftigh guldens by den Contraventeur te verbeuren.

XV.

Geene Soldaten of Ruyteren sullen vermogen eenige tapneeringe of soetelarye te doen, noch Gelagen te setten, het zy in Burgers Huysen, of in 's Landts Baracken: werdende tot dien eynde, soo wel alle Militaire als Politique Officieren geordonneert, de Contraventeurs datelijck te apprehenderen, voor de boeten en poenen daer toe geordonneert; en indien syluyden de selve boeten en poenen binnen drie dagen na de apprehensie niet betalen, sullen sy daer over na exigentie van saken corporelijck werden gestraft.

XVI.

Oock en sal niemandt / het zy Militaire of Burgers / vermogen eenige Bieren in compagnie in te leggen / om de selve onder malkandenen af te drincken / ten ware sy daer van betaelden den vollen Tappers Impost.

XVII.

Ten platten Lande sullen de Huysluyden mogen volstaen met Imposten die syluyden sullen hebben betaelt van hare Bieren / ter plaetse daer syluyden woonachtigh zijn / niettegenstaende de selve Bieren in andere Jurisdictien in het Veldt met Kruycken gebraght / ende by haer Arbeydtsvolck daer na gedroncken werden / en anders niet: En sullen sulcks niet vermogen eenige Bieren met Kruycken / Flessen of andere Vaten / uyt het ressort van een ander Pachter / of andere Quartieren / daer desen Impost niet en werdt geheven / te halen / om binnen hare Huijsen / ofte in het Veldt geconsumeert te werden / op poene van ses Caroli guldens t'elcken reyse te verbeuren.

XVIII.

Sullen mede alle Schippers en andere / hare continueele residentie binnen Scheepboort houdende / desen Impost betalen als andere Burgers en Ingezetenen: Maer de Schippers binnen eenige Steden of Vlecken hare woonplaetse houdende / sullen van de Bieren die sy in hare Schepen sullen doen / om gedurende haerluyder reyse te drincken / betalen soo veel als van de Scheeps-bieren in het 38. Articul hier na volgende, is gestatueert; en verder niet: Welverstaende / dat sy geene Gelagen sullen mogen houden binnen hare Schepen / noch Bier daer uyt binnen eenige Huijsen brengen / het zy by Vaten / groote ofte kleyne Kannen, Glasen, ofte anders / sonder het selve eerst verimpost te wesen / op de boete van vijf en twintigh ponden van veertigh grooten te verbeuren / soo dick ende meenighmael yemandt bevonden sal werden contrarie gedaen te hebben. Onder de welcke niet verstaen werden eenige Kley-, Turf- of Santschuyten binnen Brabant blyvende / nochte eenige Modderschuyten / Speelschuyten of Visschuyten, die gehouden sullen wesen Burgers Impost te betalen ter plaetse daer sy de Bieren inne doen. Ende sullen de Contraventeurs mogen werden gecalangeert by de Pachters / die daer inne de contraventie en fraude sullen bevonden hebben.

XIX.

Ende en sullen geen Schippers op Schepen / in Brabant Ressort van de Generaliteyt t'huys behoorende / eenige Bieren ten behoeve van hare uytreyse mogen laden in eenige Plaetsen daer desen Impost niet werdt geheven / op poene van vijf en twintigh guldens op yeder vat te verbeuren / die desen contrarie bevonden sullen werden gedaen te hebben; voor welcke boete de Schepen sullen wesen executabel.

XX.

Voorts sullen alle Visschers die geen Bier gewoon zijn in Zee te voeren dan in Kruycken of Tonnekens / van ses / acht of tien stoopen / of ten hooghsten onder een Kinnecken / voor al hun Scheepsvolck mogen volstaen / mits betalende halven Impost van alle Bieren van twee guldens de tonne ende daer beneden / die by hunluyden en hunne Familie sullen werden gedroncken / sonder dat nochtans eenige Tappers / woonende in eeníge Dorpen of Vlecken op de Zee gelegen / ofte andere Inwoonderen van dien / de selve exemptien of vrydommen sullen genieten.

XXI.

Ende en sullen in eenige Steden of ten platten Lande / tot Tappers ofte Burgers Huijsen Bieren mogen inne gebracht werden / dan by gezwooren Bierwerckers / op poene van vyf en twintigh guldens t'elcken te verbeuren.

XXII.

De geswooren Bierwerckers sullen van tijdt tot tijdt, en des noodigh geoordeelt werdende van jaer tot jaer, op den ingangh van de pacht van de Bieren, haren eedt moeten vernieuwen ten overstaen van den Pachter of des selfs Collecteur; ende en sullen de selve Bierwerckers geen Bieren mogen wercken, het zy in Tappers ofte Burgers Huysen, voor en aleer daer van aen hun gelevert sal zyn Tappers of Burgers Billet, op poene van contrarie doende, of Bier op Burgers Impost en Billet in Tappers Huysen brengende, te verbeuren een boete van vyftigh guldens, en voor een half jaer van haer Officie te werden gesuspendeert: Oock sullen die geene, die geen geswooren Bierwerckers zyn, geen Bieren mogen uyt- of in wercken, op gelijcke boete, ende de selve niet konnende betalen, daer over arbitralijck werden gestraft.

XXIII.

Item / sullen de geene die hun eygen Bieren brouwen / niet vermogen eenige Brouwt te beginnen / ten zy sy elken reyse eerst den Pachter sullen aengegeven hebben de qualiteyt ende quantiteyt van de Granen die sy sullen willen storten / soo sy oock niet sullen mogen eenige Bieren tonnen / ten zy t'elcken reyse mede eerst den Pachter daer van adverteren / op dat hy mede van de qualiteyt ende quantiteyt van het Bier dat'er getont sal werden / kennisse magh hebben / om den behoorlijcken Impost daer van te mogen genieten.

XXIV.

Ten opsichte van de Bieren die binnen eenige Steden of Plaetsen werden gehaelt, of van daer versonden ten platten Lande, of naer andere Steden, sal moeten werden gelight een Billet van den Pachter der Bieren, onder wiens District de selve sullen werden geconsumeert, ende daer nevens aenstondts den Impost betaelt, op poene van vyf en twintig guldens op yeder vat te verbeuren; ende dat het selve Billet vertoondt werdende aen de Pachters van de selve Steden, de selve gehouden sullen zyn op den rugge van dien te annoteren de vertooningh van het voorschreve Billet, sonder daer van yets te genieten; en dat daer op de voorschreve Bieren sonder een nieuw Billet noodigh te hebben, afgelevert, ende ten platten Lande, en na andere Steden sullen mogen werden vervoert.

XXV.

Doch ten reguarde van soodanige Bieren, die na eenige Steden ofte Plaetsen buyten Brabant, ressort van de Generaliteyt, souden mogen werden vervoert, sal daer van alleen moeten werden gelight een Billet van de Pachter der Bieren, uyt wiens District de selve sullen werden versonden, inhoudende de quantiteyt van de voorsz Bieren, mitsgaders de Plaetse waer na toe die werden versonden. En indien de Schippers, Voer- ofte Karreluyden soodanige Bieren komen te lossen binnen Brabant, sullen de selve vervallen in een boete van hondert guldens, boven en behalven de verbeurte van de selve Bieren, Schip, Wagen of Karre.

XXVI.

Item / op dat alle frauden te beter verhoedt mogen werden / soo sullen alle Schippers / Schuytvoerders / Wagen- of Karreluyden / eenige Bieren geladen hebbende / komende binnen desen Lande / in eenige Steden of Plaetsen daer de Bieren sullen vernachten / ofte in het geheel ofte deel gelost werden / het selve aen de Poorten of Boomen / terstondt den Pachter ofte Collecteur aengeven / met pertinente verklaringe van de qualiteyt ende quantiteyt der selver / mitsgaders van den Persoon aen wien die gesonden werden. Ende sal dienvolgende by de Cherchers (daer die zijn) of anders by de Poortiers of Boomsluyters / daer van pertinente aentekeninge werden gedaen / omme met de selve aentekeninge correspondentie gehouden te werden / met den Pachter of Commis die tot den opsicht van den opslagh sal werden gecommitteert gelijck oock pertinente aenteeckeninge sal werden gedaen van de Bieren / die uyt de eene Stadt ofte Plaetse in de ander sullen werden vervoert / op de verbeurte van vijf en twintigh ponden van veertigh grooten. Dat mede yemandt eenige Bieren in een Stadt ofte Plaetse geladen hebbende, ende dien dagh daer mede niet wechvarende, met de selve Bieren niet sal mogen vernachten, sonder het selve aen den Pachter ofte Collecteur te hebben bekent gemaeckt, op de boete als vooren.

XXVII.

Item / niemandt en sal eenigerhande Bier binnen sijnen huyse mogen inne doen / of doen doen / (daer onder oock verstaen werden Medestanders van den Pachter van desen Impost) hy en hebbe eerst ende alvooren betaelt den Impost hier vooren verhaelt / en daer van een Biljet van den Pachter van sijne residentie, of Collecteur ontfangen / innehoudende de quantiteyt en qualiteyt van de Bieren, mitsgaders de namen van de geene voor dewelcke die ingeslagen, en van de Brouwers en Bierstekers, uyt welckers Brouweryen, Huysen of Kelders die uytgeslagen sullen werden, op de verbeurte van het voorschreve Bier, en een boete van vijftigh guldens, op ieder vat, het zy groot of kleyn.

XXVIII.

Nogh en sal niemandt eenigh Bier mogen brengen of wercken binnen iemandts Huys, ten zy het selve Bier verimpost, en een Billet daar van verkregen zy na behooren, volgens het voorenstaande Articul, op de poene en boete als vooren.

XXIX.

Ende en sal niemandt Bier mogen verimposten op yemandt anders naem als op sy eygen: Ende op syn naem verimpost hebbende / sal het selve alleenlijck in syn huys doen inleggen (gelijck oock de Bierwerckers niet sullen vermogen het Bier in andere Huysen te brengen, als tot de geene op wiens naem het Billet is gehaalt, op een boete van vyftigh guldens) sonder dat hy in eeniger manieren met vaten / kruycken ofte andere instrumenten / de Tappers / Taverniers / Droogegasteryhouders / ofte andere met den selve inwoonende / het selve sal mogen overdoen / ofte dat de Tappers / Taverniers / Droogegasteryhouders / ofte andere met de selve inwoonende / het selve sullen overnemen / op de boete van vyftigh guldens t'elcken reyse te verbeuren / soo wel by de Tappers als andere / contrarie doende. Ende sullen de Tappers gehouden zijn een Kanne of kennelijck teeken uyt te steecken, op dat men weten moge, dat daar een Tapper woont, op de boete van vyf en twintigh guldens. En indien yemant bevonden werdt tot de Sluycktappers (dagelycks geene Kanne als Tapper voor de deure gehangen hebbende) Bier gehaelt of doen halen te hebben / of tot des selfs Huysgelagh of gelagen te hebben gehouden / sal verbeuren gelycke boete van vyf en twintigh guldens.

XXX.

De Brouwer / Brouwster / Biersteecker / Koopman van Bieren / Facteur / ende alle andere / hen met de handelinge van Bieren generende / of yemandt van haer Huysgesin, en sullen geen Bieren uytleveren / om binnen de Stadt of Plaetsen sijner residentie, (van Bieren na buyten gaende hier voren wesende gesproocken) geconsumeert te werden, voor en aleer hem sal wesen vertoont en overgegeven het Billet van den Pachter aldaer. En sal de voorschreve Uytleveraer gehouden zijn het voorschreve Billet ten halven gescheurt, of met inckt of met roode aarde doortrocken, te leveren in handen van den geswooren Bierwercker, die de Billetten van het werck dat hy des daaghs sal hebben gedaan, des anderen daaghs 's morgens aleer wederom in eenigh ander werck sal treden, sal moeten leveren aen den Pachter of sijnen Collecteur, op een boete van vyf en twintigh guldens, en arbitrale correctie na gelegentheyt der sake.

XXXI.

En sullen oock geene Brouwers / Brouwsters ofte Biersteeckers / nogh alle andere haer met de handeling van Bier generende, het zy in de Steden, het zy ten platten Lande, eenige Bieren mogen tappen / of by de kleyne mate kannen of flessen, of andere instrumenten, verkoopen of uytleveren / op de poene van hondert Carolus guldens te verbeuren / soo dickwils als sy bevonden werden sulcks gedaen te hebben / ende daerenboven suspensie van hare Neeringe voor den tijdt van een jaer. Ende en sullen de Brouwers nochte Biersteeckers in de Steden / nochte ten platten Lande / aen de Tappers of anderen / geen Bier mogen uytleveren dan by volle tonnen / ende sulcks den Impost betalen / sonder dat syluyden daer na eenige Bieren met kitten / kruycken of andersints / sullen vermogen te leveren / tot opvullinge van eenige tonnen / op gelijcke poene. Insgelijcks sullen geen Bierdragers of Brouwers-knechts, het zy selfs, het zy door hare Vrouwen of Huysgesin, sigh met het verkoopen van eenige Bieren, het zy dun, het zy dicke, den impost subject, mogen generen, direct of indirectelijck, op een boete van hondert guldens, ende arbitrale correctie.

XXXII.

Item / de Brouwers ende Brouwsters sullen voor hare Drinck-bieren betalen den Impost / van elke Brout / het zy groot ofte kleyn, twaelf stuyvers / het welck sy gehouden sullen wesen ten versoecke van den Pachter of Collecteur by eede aen te brengen: Sonder dat dese vrydommen van de Brouwers / andere sullen genieten / als die selfs de Neeringe zijn doende / ende in de Brouweryen woonen. Ende sullen de Brouwers / van de Bieren die sy buyten hare Huysinge daer sy woonen / in andere Huysen ofte Plaetsen / met vaten kleyn ofte groot inleggen / gehouden wesen den vollen Impost te betalen: Gelyck sy oock van alle andere Bieren buyten de Brouweryen daer in sy woonen, gebrouwen, gehouden sullen wesen te doen / het zy of sy die in hare ordinaris woonplaetse ofte elders inleggen. Ende de Biersteeckers van elck hooft van hare Familie / twaelf jaren oudt wesende / aght stuyvers ter maendt / en beneden de twaelf jaren, half geldt; des dat die geen vier jaren sullen hebben bereyckt, van desen impost sullen vry zijn; sullende de selve Bierstekers, in cas van een onwaarachtige opgevingh van de voorschreve jaren, verbeuren voor yeder Persoon vyf en twintigh guldens.

XXXIII.

Item / sullen de Bierstekers en Bierbeschoyers in de Steden en ten platten Lande moeten aenwysen alle de Bieren die sy ten ingangh van de pacht in haer Huysen, Kelders, of Packhuysen sullen hebben, om by den Pachter of sijn Commis gepeylt en opgetekent te werden, sonder daer van eenige te verswygen, versteken, of gedogen dat sulcks gedaen werde, op een boete van hondert guldens; van welcke Bieren, de Bierbeschoyers sullen werden gemaeckt Debiteurs, mitsgaders van de Bieren die syluyden na datum sullen ontfangen en opslaen, om de selve by afschryvingh te moeten verantwoorden, mits genietende voor leckagie en drinckbier een ton op het last, twaelf tonnen voor een last gerekent.

XXXIV.

En sal den Pachter, of sijn Gemagtigde, alle maenden ten Huyse en in de Kelders van de Bierbeschoyers peylingh mogen doen, en van den in- en uytslagh rekeningh maken; en sullen de selve Bierbeschoyers gehouden zijn den impost van haer vermiste Bieren, in voegen als vooren aen den Pachter, of sijne Gemagtigde te betalen.

XXXV.

Ende ten eynde de peylinge binnen de Tappers Huysen alomme eenpaarlijck ende op gelijcke voet magh werden gedaen, soo sal den aenkomenden Pagter ten ingangh van sijne pacht mogen gaen peylen, ende den afgaenden Pachter ofte sijnen Collecteur insinueren, om met hem des morgens met der Sonnen opgangh te gaen peylen tot alle Tappers en Herbergiers Huysen, ende doen opschryven alle de heele tonnen en half vaten; des dat de vaten, daer in drie vierde parten respective ende daer boven bevonden werdt, sullen voor vol aengetekent en gerekent werden, mits dat de voorschreve Tappers of Herbergiers niet meer als van elcke soorte een staert sullen mogen hebben; welcke peyl den afgaenden Pachter sal moeten betalen aen den aenkomenden Pachter ten langhsten binnen een maendt na het ingaen van de pacht, of by gebreke van dien sal hy hem daer voor paratelijck mogen doen executeren; ende indien den afgaenden Pachter in gebreecke blyft van 's morgens te komen, ofte dat hy yemandt van sijnent wegen daer toe heeft gecommitteert, sal den aenkomenden Pachter met Notaris ende Getuygen de peylinge mogen doen, welcken peyl alsoo gedaen wesende, gehouden sal werden voor een authentique ende wettelijcke peyl: Ende sullen de voorschreve Tappers en Herbergiers (des by den Pachter versocht zijnde) alle hare Bieren moeten aenwysen, sonder eenige te verswygen, of andersints soo daer na meer Bieren bevonden werden, daer over werden gecondemneert in een boete van hondert guldens.

XXXVI.

Oock sal tot verhoedingh van alle compositien en slingeringh in de Steden en ten platten Lande, aen den aankomende Pachter, op merckelijcke suspicie, en op versogte en verkrege permissie van den Raadt van State, vry staan om binnen een maandt na het ingaan van sijne pacht, geassisteert met Notaris en Getuygen, of twee andere legale Persoonen, mitsgaders met 's Lands of Stadts Sinder-Meesters of Peylders, of daar geen Peylders zijn, met andere Personen hen des verstaande, ende den afgaande Pachter daar over geroepen, mogen gaan peylen in alle Huysen, soo wel Edele als Onedele, Burgers, Tappers, Herbergiers en andere. En sal den afgegane Pachter aan den aankomende, alvorens de voorschreve peylinge geschiedt, gehouden wesen opening en visie te geven van sijn Boeck om te weten wat by de Inwoonders is ingeslagen, en des gerequireert, onder eede te verklaren, dat geen anderen inslagh, direct of indirect, met sijne kennis is gedaan. En sullen de voorschreve Edele, Burgers, Tappers en alle andere, met eede des gerequireert sigh moeten expurgeren, dat van de Bieren in hare Huysen gevonden, de vollen Impost, sonder eenige quytslagh of compositie, direct of indirect is betaalt: Sullende in dien gevalle den afgegane Pachter aan den aankomende, den Impost moeten betalen van de Bieren die in voegen als vooren sullen bevonden zijn. En indien imandt der voorschreve Persoonen den eedt weygerde te doen, sal, des aangemaant zijnde, den vollen Impost moeten betalen binnen den tijdt van aght dagen, op de verbeurte van drie guldens daags, soo langh in gebreken sal blyven te voldoen.

XXXVII.

Sullen voorts mede de voorschreve Pachters t'allen tyden als het hen goet / ende tot haerlieder gerechtigheyt nodigh dunckt / met Notaris en Getuygen mogen gaen peylen / en soo omtrent de tonnen, als andersints, sodanigh ondersoeck in de Huisen, Schuuren, en op de Erven van de Tappers en Herbergiers mogen doen, als sy sullen oordeelen te behooren; sullende die geene, die resistentie doet aen de peyl, verbeuren een boete van hondert guldens, en indien eenige tonnen of half vaten met water werden bevonden, die de Tappers, Herbergiers, Bierstekers, of imand van haar Huysgesin voor Bier sullen laten peylen, sullen verbeuren op elcke ton of half vat, vyftigh guldens.

XXXVIII.

Van alle Bieren die op de Schepen gedroncken of geconsumeert sullen werden / gemeenlijck genaamt Scheepsbieren, sal betaelt werden van een grof tonne / van wat qualiteyt of conditie die sonde mogen wesen / ses stuyvers / van het half vat drie stuyvers / ende kleynder vaten na advenant: Ende van de smaltonne vier stuyvers ende een half / ende kleynder na advenant. Ende van alle Bieren die in Oxhoofden ofte grooter vaten gevat sullen werden / sal den Impost betaelt werden na advenant van de grof-tonne / die den Pachter sal mogen doen roeyen tot synen kosten / in gevalle partyen op de groote van de selve niet konnen accorderen / sonder dat de Stadt tot laste van de selve Bieren yet sal mogen opstellen.

XXXIX.

Den voorschreven Impost sal ontfangen ende betaelt werden ter plaetse daer de Bieren uyt de Brouweryen ofte van Bierstallen sullen gaen.

XL.

Tot welcken eynde den Haelder of Inlegger van de selve Bieren / eerst ende alvooren de selve Bieren in te slaen / gehouden sal wesen den Pachter of Collecteur aen te dienen de quantiteyt die hy sal willen inslaen / en daer van nemen behoorlijcke biljet / op poene van op yeder vat / dat bevonden sal werden ter contrarie van desen / of by den Brouwer of Biersteker uytgeset te zijn / te verbeuren by den Brouwer en Inlegger respective / elks vyf en twintig guldens / het zy kleyn of groot / en daerenboven de poenen van den Placate.

XLI.

Welck biljet by den Uytleveraer gesien zijnde / sal het selve met roode Aerde moeten doortrecken / of ten halven scheuren / en by den Schipper in het uytvaren op de Bomen haer gelevert moeten werden in handen van den Pagter of synen Commis / op poene van tien ponden / en arbitrale correctie: Sullen oock de Boomsluyters of Commisen van de Pachters / alle Schepen mogen visiteren / om de frauden te ondersoecken / sonder dat hen eenige resistentie gedaen sal mogen werden.

XLII.

Alle de geene / die hen geneeren met Brouwen / Biersteken / bier verkopen / tappen / of eenige neeringe van Bieren te doen / werden op hunnen eedt gelast / in alles / soo veel hun aengaet / te onderhouden / en by den hare te doen onderhouden dese Ordonnantie / sonder met opsette wil / of ter quader trouwe yets te doen / om des gemeene Landts gerechtigheyt te frauderen / of by de hunne te doen frauderen / op de boete in den generale Placate en Ordonnantie begrepen.

XLIII.

Den Pachter of Collecteur sal aen handen van de Commissarissen den behoorlijcken eedt doen / dat hy / nog niemant van sijnent wegen / niet anders dan de volle gerechtigheyt van desen Impost sullen genieten / ende dat hy / nogh niemant van synent wegen met niemanden sullen composeren of conniveren in eeniger manieren / op poene in twee en twintighste Articul van de generale Ordonnantie begrepen / soo wel jegens den Pachter of Collecteur te executeren / als jegens den geenen die met hem / of yemant van synent wegen compositie of uytkoop aengaet.

XLIV.

Van desen Impost sal niemant vry nochte exempt zijn / dan die in de generale Ordonnantie staen begrepen.

XLV.

Soo wie Paghter blijft van desen voorschreven impost / sal gehouden wesen t'eynde alle aght dagen te betalen ten Comptoire van den Ontfanger ... een gerecht twee en vyftighste deel van synen beloofde pachte / ofte by gebreke van dien / sal den Ontfanger het selve mogen doen executeren ende innen aen den Pachter of synen Borgen / na vermelden ende inhoudt van de generale Ordonnantie.

XLVI.

Ende sal de pacht van desen impost ingaen op den eersten October ... eerstkomende / met der Sonnen opgangh / en wederom eyndigen den eersten October ... met der Sonnen opgang.

XLVII.

Op de Conditien ende Voorwaerden / soo in de generale als in dese particuliere Ordonnantie begrepen / is Pachter gebleven van desen Impost ... voor den tydt van een jaer/ omme de somme van ...

Des t'oirkonde is desen getekent by de Gecommitteerden van den Raedt van State / op den ...



Zoeken in website: De Hasselt voor 1832