Menu

Akten Schepenbank Tilburg

Akte R-1811-14-467-69

Compareerden voor Scheepenen van Tilborg en Goirle ondergenoemd, Daniel Mutsaers wolspinder oud omtrent zeven en zestig jaren, Johannis van Iersel reijder oud drieendertig jaren, Arnoldus Bertens landbouwer oud vijf en dertig jaren, en Cornelis Jan Mommers wolle wever oud een en twintig jaren, alle staande ter goeder naam en faam en wonende alhier te Tilburg in de straat genaamd 't Craaijven onder de wijk de Hasselt Litt: F en wel eerstgenoemde in no. 565 de tweede in no. 556 de derde in no. 567 laatstgenoemde in no. 555, dewelke ter requisitie van Adriaan van Hest landbouwer en wonende mede alhier in gemelde straat no. 552 als daar toe gerechtelijk geciteerd zijnde, hebben verklaard waar en waarachtig te zijn, dat zij eerste en derde attestanten Daniel Mutsaers en Arnoldus Bertens, zoo hun voorstaat op den een en twintigsten dezer maand meij agttien honderd elf / zonder nogtans den juisten dag te weeten / present zijn geweest bij het zoeken van scheidpalen tusschen den requirant en Godefridus Vermeer mede landbouwer en wonende alhier in gedagte straat het Craaijven no. 570; ook tusschen den requirant en hunne erve en aldaar blood gesien hebben de scheidpaal tusschen den akker van de requirant gelegen alhier aan 't Craaijven, tusschen erven Godefrides Vermeer aan 't eene einde, de beide attestanten de twee zijde en de straat aan het ander einde / en wel aan de zijde tegen d'erven van den eersten attestant Daniel Mutsaers.
Dat zij beide attestanten ter zelven tijd hebben gezien, dat er zig in gemelde akker van den requirant bevond een laagte of greppel door uitgedaane aarde veroorzaakt.
Dat zij verder tegelijk hebben gezien, dat gedagte paal lag in de kant der gemelde greppel aan de zijde van den akker van gemelde Godefridus Vermeer, en alzoo de aarde der laagte of greppel voormeld, uit de erve of grond van voorschreeve parceel van den requirant is gedaan.
Dat zij attestanten al verder op het zelfde tijdstip hebben gehoord, dat den requirant spreekende met meergemelde Godefridus Vermeer over de als voorschreeve uitgedaane grond den zelve Vermeer, zeide: ik heb die daar uit gehaald en daar bij gedaan / wijzende met zijne hand op den hoop aarde welke op zijn land daar aan grensende lag /.
En verklaarde de tweede en laatste in ordene attestanten Johannis van Iersel en Cornelis Jan Mommers, dat zij in de tweede week dezer maand meij, zonder den juisten dag te weeten, zig hebben bevonden op 't voorgemelde land of akker van voorn. Godefridus Vermeer gelegen aan 't Craaijven en grensende aan 't voornoemde land of akker van den requirant om aardappelen te zetten, dat aldaar is gekoomen den requirant, en aan den tweeden attestant Johannes van Iersel heeft versogt om meergemelde Godefridus Vermeer te roepen dat de tweeden attestant zig naar het huis van gemelde Vermeer begeeven hebbende om denzelve gedagte boodschap te doen, daar hem niet aantreffende den zelve Vermeer door desselve zoon is geroepen geworden en denzelve alzoo gekomen is ter plaatse voorschreeve dat zij beijde attestante hebben gehoord, dat den requirant zeide tegen Godefridus Vermeer, gij zijt over en gij moet die greppel toe karre, dat Vermeer daarop heeft geantwoord, ik zal het toe spaaijen als ik over ben.
Dat zij tweede en laatste attestanten verder hebben gehoord, dat den requirant aan meergenoemde Godefridus Vermeer vroeg, of hij die greppel daar uit gelaaden had, en den zelven Vermeer daarop geantwoord heeft, ja ik heb er die uitgehaald, zulke of diergelijke woorden in substantie.
Eindigende zij attestanten hier meede deze hunne gegeven verklaaring gevende voor reedenen van wel weetenheid als in den text hun 't zelve noch in goede en versche geheugenis te zijn, en hebben na duidelijk voorleezing, daar bij blijven persisteeren respective en allen het zelve met heiligen en solemneelen eede bevestigd, zeggende een ieder van hun de woorden zoo waarlijk helpe mij God Almachtig ten staave van Willebrordus Antonius Dams schout civiel, voor en ten overstaan van Arnoldus van Meurs en Paulus Vreede schepenen van Tilburg en Goirle, die deze met de attestanten en mij onderschreven secretaris hebben ondertekend, heden in Tilborg den een en dertigsten meij 1800 en elff.



Zoeken in website: De Hasselt voor 1832