Kont en kennelijk zij eenen jegelijken, dat voor heeren
scheepenen der heerlijkheid Tilborgh en Goirle ondergenoemd, zijn gekomen ende
gecompareerd, Godefridus Jan Janze zoo voor zig zelve en nog als last en
procuratie hebbende van zijne zuster Catharina Jan Janzen, ingevolge de
procuratie daarvan zijnde gepasseert voor den notaris Joh: Adr. van Meurs, en
getuijgen alhier, den 17 meij 1790 ten deze vertoond en geleezen, Hendrikus Jan
Jansen, Norbartus Jan Jansen, Gijsbert Jan Jansen, Jan Baptist van Berkel, als
in huwelijk hebbende Maria Jan Jansen, Jacobus van Berkel, als in huwelijk
hebbende Johanna Jan Jansen, Wilhelmus Lombaarts, als in huwelijk hebbende
Jacoba Jan Jansen, en Adriana Jan Jansen, meerderjarige en ongehuwde dogter, cum
tutore; dewelke verclaarden met den anderen aangegaan ende gemaakt te hebben, de
navolgende erffscheidingh, en deiling der goederen hun condividenten aangekomen
van wijlen hunnen ouders en vrouwen ouders, Jan Govert Janzen en Anna Hend. Vingerhoedts, zaliger respective,
Overmits dewelke, zoo is Godefridus Jan Jansen, bij
lootinge ten deele bevallen en zal alzoo voor zijne portie hebben, behouden en erffelijk blijven possideeren:
Eerstelijk, eene
huijzing, stal, schuur en schop, met aangeleegen erve, groot te zamen twintig
loopensaaten, ofte daar omtrent, gestaan en geleegen alhier onder Tilborg, ter
plaatse aan den Westen Heijkant, aldaar oost de straat, zuid Peter van der Loo,
west en noord Johannes Jan de Roij
Belast met vier
duijten gebuurchijns jaarlijx, aan heeren regenten
alhier
Doende het voors: huijs, cum annexis jaarlijx in de
ordinaire verponding te zamen in drie posten ten quohiere, de somme van twaalff
gulden, negentien stuijvers, twaalff penningen.
Een
laastelijk, een parceel weide, groot een loopensaat, ofte daar omtrent, geleegen
als voor, ter plaatse aan 't Leijnsheijken, aldaar oost Martinus Pijnenborg,
zuijd Gerard van den Hout, west de straat en noord Cornelis Francis
Smarius;
Doende jaarlijx in de ordinaire verponding eenen gulden.
Overmits dewelke, zoo is
Hendricus Jan Jansen, bij lootinge ten deele bevallen, en zal alzoo voor zijne
portie hebben, behouden en erffelijk blijven possideeren:
Een parceel ackerland, groot veertien loopensaaten, ofte
daar omtrent, geleegen alhier onder Tilborg, aan den Westen Heijkant, aldaar
oost Jan Baptist Borgers, zuijd den zelve, west de straat, en noord Jan Baptist Franken.
Belast met twee stuijvers chijns jaarlijkx,
aan den Edelen Heer alhier,
Doende het voors: parceel
jaarlijx in de ordinaire verpondingh elff gulden zes stuijvers.
Overmits dewelke, zoo is Norbartus
Jan Jansen, bij lootinge ten deele bevallen, en zal alzoo voor zijne portie
hebben, behouden en
erffelijk blijven possideeren:
Een
parceel ackerland, groot tien loopensaaten, ofte daar omtrent, geleegen onder
Tilborg, aan den Westenheijkant, aldaar oost Peter van der Loo, west Gerard
Witlox, zuijd Francis van Ierssel en noordt Maria Catharina Jansen.
Doende jaarlijx in de ordinaire verponding in drie poste
ten quohiere, te zamen de somme van zeeve gulden negentien stuijvers vier penningen
En een parceel schaarbosch, groot ...
loopensaaten, ofte daar omtrent, geleegen in den Udenhout, aldaar aan het Houts
Quartier, oost de Marquies van Bergen, zuid Jan de Vries, west de weduwe Adriaan
Nicolaas Verhoeve en noord Andries
van den Bosch.
Overmits dewelke, zoo is Gijsbert Jan Jansen, bij lootinge
ten deele bevallen en zal alzoo voor zijne portie hebben, behouden en erffelijk blijven possideeren:
Eerstelijk, een parceel ackerland,
genaamd het Blak, groot zeeven en een halff loopensaaten, ofte daar omtrent,
geleegen alhier onder Tilborg, aan de Postelstraat, aldaar oost de waterloop,
west de Baan, zuijd Augustinus Willemse, en noord de heer Jan Baptist Franken, los en vrij,
Item, een parceel weide, groot drie
loopensaaten, ofte daar omtrent, geleegen als voor, ter plaatse de Hasselt,
aldaar aan t Craijven, oost de straat, west de heer Jan Baptist Franken, zuijd
de weduwe Adam van Riel en noord de straat; los en vrij,
En laastelijk, een parceel weide, groot twee en een halff
loopensaaten, ofte daar omtrent, geleegen als voor, ter plaatse aan den
Westenheijkant, aldaar genaamd het Goirken, oost de weduwe Cornelis Schenkers,
zuijd den condivident van dit loth, west de weduwe Marinus Leijten, en noord Jan
Drabben;
Doende jaarlijx in de ordinaire verpondingh,
eene gulden agtien stuijvers twaelf penningen,
Overmits dewelke, zoo is Jan Baptist Adriaan van Berkel,
als in huwelijk hebbende Maria Jan Janzen, bij lootinge ten deele bevallen, en
zal alzoo voor zijne portie hebben, behouden, en erffelijk blijven possideeren:
Een parceel ackerland, groot vijff loopensaaten, ofte
daar omtrent, geleegen onder Tilborg, ter plaatse aan den Westenheijkant, aldaer
genaamd het Goirken, aldaar oost Adriaan Jan Coolen, zuijd Jan van Alphen, west
de kinderen Jan Clijsen, en noord de weduwe Cornelis Schenkers
Doende jaarlijx in de ordinaire verponding vier gulden vijff stuijvers agt penningen.
Item, een parceel
ackerland en weide groot een en een half loopensaat, ofte daer omtrent, geleegen
als voor, aan den Westenheijkant, aldaar oost Cornelis Breekelmans, west
Christiaan van Beurden, zuid de kinderen Soffers, en noord Simon de Bont;
Belast met agt penningen gebuurchijns jaarlijx, aan heeren regenten alhier;
Doende het gemelde parceel jaarlijx in
de ordinaire verponding, eene gulden tien stuijvers agt penningen.
Overmits dewelke, zoo is Jacobus
van van Berkel, als in huwelijk hebbende Johanna Jan Jansen, bij
lootinge ten deele bevallen, en zal alzoo voor zijne portie hebben, behouden, en erffelijk blijven possideeren:
Twee huijsen, met twee
schoppen, schuur en aangeleegen reve, te zamen groot zestien loopensaaten, ofte
daar omtrent, zoo ackerland, als weide; staande en geleegen alhier onder
Tilborg, aan den Westenheikant, aldaar oost Gerard Witlox, zuid Jan van Alphen,
west de gemeene straat, en noord de weduwe
Laurens Jansen;
Belast met vier stuijvers twaalf penningen Bisschop chijns
jaarlijx, aan den rentmeester van Stirum te s'Bosch,
Item, met
vier stuijvers agt penningen
Bisschop chijns jaarlijx, aan als voor te
betalen
En nog met agt penningen gebuurchijns jaarlijx aan heere
regenten alhier;
Doende de voors: twee huijsen, cum
annexis, te zamen in twee posten ten quohiere, jaarlijx in de ordinaire
verponding, de somme
van dertien gulden en agt penningen,
Item, een parceel ackerland, groot twee loopensaten, ofte
daer omtrent, geleegen als voor, ter plaatse voors:, aldaar oost Peter van
Huijkelom, zuijd de weduwe Laurens Janzen, west Nicolaas Klijsen, en noord de kinderen Wilhelmus Castelijns,
Doende in de ordinaire
verponding jaarlijx, de somme van twee gulden,
Overmits dewelke, zoo is Maria Catharina
Jan Jansen, bij lootinge ten deele bevallen en zal alzoo voor haare portie
hebben, behouden en erffelijk blijven possideeren:
Eerstelijk een parceel schaarbosch, groot tien
loopensaaten, ofte daar omtrent, geleegen alhier onder Tilborg, aan den
Westenheijkant, aldaar oost de straat of Baan, zuijd de weduwe Peter van de Loo,
west en noordt de gemeente alhier,
Belast met drie
stuijvers agt penningen gebuurchijns jaarlijx, aan heeren regenten alhier.
Item, een parceel ackerland, groot drie en een halff
loopensaaten, ofte daar omtrent, gelegen als voor, ter plaatse voors:, aldaar
oost Johannes Jan de Rooij, zuijd Norbart Janzen, west de kinderen Adriaan de
Rooij, en noord de waterloop.
Item, een parceel
ackerland, groot twee loopensaaten, ofte daar omtrent, geleegen als voor, ter
plaatse voors:, aldaar oost Jan Daniel de Beer, zuijd Francis van Ierssel, west
Adriana Maria van den Bosch, en noord
Norbart Jansen
Doende jaarlijx in de ordinaire verponding, de somme van
eenen gulden elff stuijvers veertien penningen.
En
laastelijk, en parceel ackerland, groot twee loopensaaten, ofte daar omtrent,
geleegen als voor, ter plaatse voors:, aldaar oost Gerard Witlox, zuijd Francis
van Ierssel, west Jan Daniel de Beer, en noord Norbart Jansen
Doende in de ordinaire verponding jaarlijx, de zom van eene
gulden twaalff stuijvers.
Overmits dewelke, zoo is Adriana Jan Jansen, bij
lootinge ten deele bevallen, en zal alzoo voor haare portie hebben, behouden en erffelijk blijven possideeren:
Een parceel ackerland,
groot elff en een halff loopensaaten, ofte daar omtrent, gelegen alhier onder
Tilborg, aan den Westen Heijkant, aldaar oost de waterloop, zuijd Simon de
Bont, west Gerard Witlox, en noord Peter van
der Loo
Belast met twee stuijvers chijns jaarlijx, te betaelen te
Oisterwijk, aan de conventuale van Tongerlo.
Doende
jaarlijx in de ordinaire verponding het gemelde parceel, de somme van eene gulden
veertien stuijvers.
Overmits dewelke, zoo is Wilhelmus Lombaers, als in
huwelijk hebbende Jacoba Jan Jansen, bij lootinge ten deele bevallen, en
zal alzoo voor zijne portie, uit de gemeene boedelspenningen trekken en
genieten; Eene somme van twaalff hondert guldens; waar van den zelven bij het
passeeren deezer bekende voldaan te
zijn.
Voorts is tusschen parthijen condividenten, wel expresslijk
geconditioneerd en ondersprooken, dat ider van hun zijn aanbedeelde zal moeten
aanvaarden van stonden aan, met de lasten, pagten en chijnsen van
den jaare 1791.
En wijders dat ider op zijn aangecaveld deel en
loth, zal moeten gedogen en onderhouden, alle weegen, steegen etc., ende hebben
etc., geloovende etc., en allen verhoolen commer etc., pro ut in
forma;
De condividenten verclaaren, dat onder de voors: goederen,
geen leenen zijn, aan den Ed: Raade en Leenhove van Braband in s'Hage.
Aldus gedaan ende gepasseerd, voor ende ten overstaan van
etc., die etc., Actum den vijftienden januarij 1700 eenennegentigh.