Menu

Akten Schepenbank Tilburg

Akte R-1728-14-7910-1

In de nacht van 30 april op 1 mei 1728 zijn de broers Jan, Peter en Laurens Matijs Maes, die bij de Hasseltse kapel woonden, naar het erf van Jacobus Peter van Beurden in de bocht van het Creijven gegaan om daar een meiboom om te kappen. Zij werden daar betrapt door Adriaan en Anthonij Adriaan de Jongh waarna een woordenwisseling en schermutseling plaats vond waarbij Anthonij Adriaan de Jongh neergestoken werd en even later overleed.
Zie onderstaande documenten:

Op heden dato deses hebben wij Dirck Otterinck president loco pretoris, Jan Tieleman van Meurs, ende Govert Bles schepenen alle der Heerlijckheden Tilborg en Goirle, ons vervoegt alhier onder Tilborg achter de Hasselse Capel ter plaetse het Crijven, alwaer het doode lighaam van Anthonij Adriaen de Jongh out vierentwintig jaeren /: tgeene volgens rapporten den gepasseerde nagt ontrent twaalff uren op straat gequetst en doot was blijven leggen :/ hebben laten ophaalen, en in des selffs woonhuijs bij zijn moeder gebragt sijnde, is in ons presentie 't selve gevisiteert door den heer doctor N: Eijmbers, en chirurgijn F: de Meij, dewelcke van buijten in't lighaam ons aentoonde twee steecken, waer van d'eene was gegaen op de lincker seijde tussen de vier en vijffde rib door de borst en geopent wesende bevonden penetrant tot dwars door de holligheijt van't hert, ter breete dat men daer twee vingeren neffens malcanderen kon door steecken, de andere steeck niet door gaende, maar gestuijt op de ribben, en wiert door dito heer doctor, en chirurgijn geoordeelt, dat die steeck door't hert, de waare oorsaack is geweest vanden voorn: Anthonij Adriaen de Jong sijn doot; aldus gedaen, gevisiteert ende bevonden als voorschreve; actum den eersten meij seventienhondert agtentwintig ende waaren onderteeckent Dirck Otterick, J: S: van Meurs, et G: Bles.

Adriaan Adriaan de Jong, broer van de overledene, legde daarover de volgende verklaring van af:

Compareerde voor schepenen der Heerlijckheden van Tilborgh ende Goirle ondergenoemt Adriaan Adriaan de Jong out dartig jaaren, den welcke ter requisitie van den weled: gestrengen heer ende Mr. Piter van Hoven drossaart deser Heerlijckhijt no. officij verclaarden haar dat door den vorster geciteert sijnde, onder solemneelen eede hem wettigh affgestaaft waar en waarachtigh te wesen dat hij met sijnen broeder Antonij Adriaan de Jong tussen den laasten april en eerste meij, des nagts off in den avont, met haar tween sijn geweest int Crijven, aan de bogt van Jacobus Peter van Beurden, en daar hoorden cappen, alwaar sij naar toe geloopen bennen, en dat hij attestant doen riep wat leijt hier voor canalie en rapalie met den nagt in loopt, en de luijden haar goet en schandeliseert, waar op hij hoorden dat Laurijs en Jan Maas sijde, wij sijn niet meer canalie off rapalie als gij luij, waar op hij deponent en sijn broer weer sijde, wel hebde den boom dan van de man gekogt off gevraagt, waar op sij luij te weten de Maassen voornoemt weer seggende, wij hebben hem niet gekogt off oock niet naar gevraagt, maar wij sullen hem evenwel mede nemen, off u lieff off leet is, waar op sijns deponents broeder sijde, gij sult hem der duijvel daar laaten leggen off gij sult het de luijden eerst vraagen, off gij sijt maar dieven en schelmen, dat gij de luijden haar boomen kompt aff kappen metten nagt, waar op hij deponent verclaart gehoort te hebben dat Laurens en Jan Maas riepen, Claas Claas brengt het stickaat brengt het stickaat, en verklaart verders dat die twee gebroeders te weten Laurens en Jan Maas doen op hem en sijn broer aan quamen, hebbende Laurens Maas het stickaat in de handt, waar mede wel tien keeren naar hem attestant stack, 't gene met sijn stock tellekens aff heeft geslaagen, en verclaart dat hij attestant doen heeft gesien, dat Laurens Maas met het stickaat een steeck toe bragt aan sijns attestants broeder, en met een verheven arm het stickaat in sijns attestants broers lighaam heeft sien steken, en weer uijt sien trecken, ende daar op oock sijn broer sien vallen, waarop hij attestant sijn broer vraagende Antonij weet gij wel wie 't u gedaan heeft, waar op sijn broer sijde ja dat weet ick wel, dat heeft mijn Laurens Maas gedaan, en die legh ick in den doot slagh soo icken van coom te sterven, van nouw tot in der eeuwigheijt, waar op hij deponent tegens Laurens Maas sijde, daar leijt mijn broer nouw, en die leijt u in den dootslagh van nouw tot in der eeuwighijt, waar op hij Maas weder sijde hij heeft het soo quaat niet, maar bennen toen henen geloopen, sonder naar hem attestant off sijn broeder meer om te sien, en verclaart hij attestant dat doen sijn broer onder den arm nam, en hem noch een distantie van een roeij drie a vier leijden, alwaar ter neer sonck, en daar soo immediaat in sijn presentie stierff, allent gene voorschreve verclaart den attestant alsoo waar en waaragtig te wesen, soo waarlijck moeste hem Godt Almagtigh helpen, actum den een en dartigsten meij seventien hondert achtentwintigh ende waaren ondertekent, Dirck Otterinck, J:W: Fontaijne, G: Bles et J:D: Jong.

Verschillende mensen wonende in de Hasselt die al dan niet betrokken waren bij de zaak werden ondervraagd:
Jacobus Jan de Beer, oud 29 jaar,
Peter Jan Maas, oud 21 jaar,
Nicolaas ..., oud 34 jaar,
Justinus Jan Mutsaer, oud 24 jaar,
Jacobus Peter van Beurden, oud 30 jaar,
Jan Jan Melis alias Gijssen, oud 21 jaar,
Cristiaen Verbunt alias Princen, oud 30 jaar,
Peter Wouter Lives, oud 34 jaar,
Catarien de vrouw van Peter Livens, oud 35 jaar,
Laurijs Jan de Cock, oud 30 jaar,
Justinus van Hijst, oud 39 jaar,
Peter vander Wegen, oud 80 jaar,
Claes van der Wegen, oud 35 jaar,
Claas Adriaan van Dijck, oud 20 jaar.



Zoeken in website: De Hasselt voor 1832