Menu

Akten Schepenbank Tilburg

Akte R-1563-14-7953-90v

Bekend zij aan eenieder, dat gekomen en gestaan zijn geweest voor schepenen ondergeschreven Peter zoon van wijlen Gerit Reijnen, Cornelis zoon van wijlen Cornelis sBeren als man en momber van Jenneke zijn huisvrouw en Jan zoon van wijlen Dionijs Crillairts als man en momber van Barbara zijn huisvrouw, gezusters, dochters van wijlen Gerit Reijnen voornoemd, en Jan zoon van wijlen Anthonis Meeus Biekens als momber en Jan zoon van wijlen Dionijs Reijnen als toeziener van Peter en Luijtgaert, broer en zuster, onmondige en minderjarige kinderen van wijlen Peter Anthonis Meeus Biekens, die Peter voors verwekt en verkregen had bij en uit wijlen Anna zijn huisvrouw, ook dochter van wijlen Gerit Reijnen voornoemd, daar de momber en toeziener voors voor instonden en gelofte deden, en Gerit, Jan, Adriaen en Huijbrecht, geboeders, Dingena, Barbara de Oude, Aleijd en Cornelia, gezusters, kinderen van wijlen Daniel Gerit Hermans, die deze Daniel verwekt en verkregen had bij en uit wijlen Catherijna zijn huisvrouw, ook dochter van wijlen Gerit Reijnen voornoemd, de voorschreven Dingena, Barbara de Oude, Aleijd en Cornelia elk met een momber door hen gekozen en hun door de Heer gegeven zoals recht is, en Cornelis zoon van wijlen Adriaen Gerits als man en momber van Barbara de Jonge zijn huisvrouw ook dochter van wijlen Daniel en Catherijna voornoemd, en Herman zoon van wijlen Cornelis Gerit Hermans als momber en met hem Jan zoon van wijlen Dionijs Reijnen voornoemd als toeziener van Sebastiaen, Joachim en Marike, broers en zuster, onmondige en minderjarige kinderen ook van wijlen Daniel en Catherijna voornoemd, daar ze als momber en toeziener voors ook voor instonden en gelofte deden, en ze hebben van zekere erfelijke goederen, hun van wijlen Gerit Reijnen hun vader, schoonvader en grootvader respectievelijk aangekomen en bestorven, een zekere erfscheiding en erfdeling gedaan en gemaakt op de manier hierna volgende.
Tengevolge van deze erfscheiding en erfdeling zal Peter zoon van wijlen Gerit Reijnen voornoemd hebben, houden en erfelijk voor zijn deel bezitten een stuk beemd, groot ongeveer zes lopensaet, gelegen in de parochie van Tilborch ter plaatse genaamd den Cleijnen Werffbosch, aldaar tussen:
erfenis van Jan van Ghierll een zijde
de lopende stroom genaamd die Leije ander zijde en een einde
erfenis des Heijligen Geests van Tilborch met meer anderen ander einde,
nog een stuk beemd groot ongeveer 4½ lopensaet, gelegen binnen de parochie van Ghils in 't land van Breda ter plaatse genaamd op die Kemphoven, aldaar tussen:
erfenis van de erfgenamen van Cornelis Sijmon Reijnen een zijde
erfenis van de kinderen van Jan Gerit Jans ander zijde
erfenis van Henrick Cornelis Appels een einde
erfenis van de erfgenamen van Wouter Gerits in Riel ander einde,
nog een stuk erf in heide en weide liggende, groot ongeveer 5 lopensaet, gelegen binnen de parochie van Tilborch ter plaatse genaamd aen 't Creijenven, aldaar tussen:
erfenis van Adam Cornelis Sijmons een zijde
een ander erf van deze Peter hem tevoren toebehorende ander zijde
erfenis van de weduwe van Peter Gerit Jan Maes Geenen cum pueris (met haar kinderen) een einde
de gemeijn straat ander einde,
nog een stuk heiveld groot ongeveer 5 lopensaet, gelegen in de parochie en ter plaatse laatst voors aldaar tussen:
erfenis van de weduwe van Peter Gerit Jan Maes Geenen met haar kinderen voors een zijde
erfenis van Thonis Gerit Henricx ander zijde
de Tilborchse Gemijnte een einde
erfenis van Quirijn Wouter Vendicx ander einde.
Nog zal deze Peter hiertoe hebben een erfelijke pacht van 21 lopen rogge uit een pacht van 28 lopen rogge, die men jaarlijks heft uit zekere erfenissen aan de Berckdijck gelegen, toebehorende aan Jan Huijb Leemans, en daartoe nog een jaarlijkse cijns van vijftig stuivers en twee en een half oort uit een cijns van 4 karolus gulden en 5½ stuiver die men jaarlijks heft op zekere erfenissen aan Peter Adriaen Cornelis Hermans toebehorende, de gehele cijns ter kwijting staande met 75 karolus gulden volgens inhoud van de losbrief die daarvan is, zoals ze zeiden.
Op welke erfenissen, erfpacht en erfloscijns voors de andere tegendeelslieden voornoemd vertegen hebben met overgeven en afgaan zoals dat daartoe behoort en recht is, belovende op henzelf en op al hun goederen en de voors mombers en toezieners respectievelijk op de goederen van de onmondige kinderen, hebbende en verkrijgende, deze erfdeling en dit vertijen, overgeven en afgaan voors altijd vast en stendig te houden en in de naam als voor te laten houden zonder enig wederzeggen en alle kommer en calangie daar op komende allemaal af te doen, behalve dat de voors Peter hieruit moet gelden een half blanck per jaar grondcijns te betalen aan de Prelaet van Tongerloe, nog een halve braspenning per jaar ook grondcijns te Ghils op Sint Maartensdag aan de Heer van Breda te betalen en daartoe nog een half blanck per jaar grondcijns te betalen aan de Gezworenen van Tilborch.
Welke cijnsen de voors Peter zo moet gelden en betalen ten dage daartoe staande en bepaald, dat er voor de andere deelslieden voornoemd daarvan nooit meer hinder, kommer noch last van zal komen, daarvoor verbindende zichzelf en al zijn goederen, hebbende en verkrijgende,, met condities en voorwaarden hierbij dat als er voor de voornoemde deelslieden van welke kant ook enige andere kommer, hinder of last op hun gedeelte rechtens zou komen, dan hier benoemd is, of als ze van enige loscijnsen of enige uitstaande penningen ontwaard zouden worden, dat zij die kommer, hinder, last of ontwaarding als, die komen elkaar zullen helpen dragen en betalen, wat zij elkaar alzo onder verbintenis als voor beloofd hebben zonder arglist.
Datum 5 april 63 n.st. voor pasen. Schepenen Ghierll en Buerden.
Solvit (heeft betaald) 18½ stuiver.

Hiertegen zal Cornelis Cornelis sBeren voornoemd hebben, houden en erfelijk voor zijn portie bezitten een stuk beemd, groot ongeveer 6 lopensaet, gelegen binne de parochie van Ghils in het Land van Breda ter plaatse genaamd voorden Nijeuwen Sloot bij den Elsbeempt, aldaar tussen:
erfenis van Aert Jan Veramelvoert een zijde
erfenis van Henrick Appels ander zijde
erfenis van Henrick Wouter Adriaens een einde
erfenis van Aert Wouter Thonis ander einde;
hiertoe zal deze Cornelis nog hebben alle alzulke penningen bedragende 31 karolus gulden en 17½ stuiver eenmaal, zoals Jan Peter Gerit Jan Maes Geenen met zekere schepen belofte van wijlen Gerit Reijnen zijn zwager voornoemd onder zich genomen had en nu met Lichtmis a.s. zullen inkomen en verschijnen en daartoe nog 21½ karolus gulden eenmaal zoals Jan Wouter Willems van dezelfde Gerit Reijnen onder schepenbelofte onder zich genomen heeft en ook nu met Lichtmis a.s. vervallen en verschijnen zullen, zoals ze zeiden.
Op welk stuk beemd en de andere uitstaande penningen voornoemd zijn andere tegendeelslieden voors vertegen hebben met overgeven en afgaan op de manier die daartoe behoort en recht is, belovende op henzelf en op al hun goederen en de voors mombers en toezieners respectievelijk onder verbintenis der goederen van de voors onmondige kinderen, hebbende en verkrijgende, deze erfdeling en dit vertijen, overgeven en etc en alle kommer en etc, behalve dat de voornoemde Cornelis uit de voors beemd moet gelden een halve braspenning per jaar grondcijns te Ghils op Sint Maartensdag te betalen aan de Heer van Breda. Welke cijns de voors Cornelis alzo moet gelden en betalen ten dage voors dat er voor de andere zijn tegendeelslieden voornoemd nooit meer hinder, kommer noch last van komen zal, verbindende daarvoor zichzelf en al zijn goederen, hebbende en verkrijgende, met conditie en voorwaarde hierbij omnino ut supra (alles als voor).
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als voor).
Solvit (heeft betaald) 12 stuivers.

Hiertegen zal Jan zoon van wijlen Dionijs Crillairts hebben, houden en erfelijk voor zijn deel bezitten een stuk beemd, groot ongeveer vier lopensaet, gelegen binnen de parochie van Ghils in het Land van Breda ter plaatse genaamd inden Elsbeempt, aldaar tussen:
erfenis des Heijligen Geests van Tilborch en Goiairt Jan Michiels een zijde
erfenis van Mercelis Aert van Vessem ander zijde
erfenis van Gerit Jan Veldekens een einde
erfenis van Jutta weduwe van Jan Reijnen cum pueris met haar kinderen ander einde
zoals ze zeiden.
Op welk stuk beemd voornoemd zijn andere tegendeelslieden vertegen hebben met overgeven en afgaan op de manier etc, belovende op henzelf en op etc, behalve dat de voors Jan hieruit moet gelden twee stuivers erfcijns te betalen aan enkelen in Breda en in Ghils te leveren.
Welke cijns voors de voornoemde Jan zo zal gelden en betalen ten dage daartoe staande en bepaald dat er voor zijn andere tegendeelslieden voornoemd daarvan nooit meer hinder etc omnini ut supra (alles als voor).
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als voor). Solvit (heeft betaald) 10 stuiver.

Hiertegen zullen de voors momber en toeziener van Peter en Luijtgaert voors ten behoeve van deze onmondige kinderen voornoemd hebben, houden en erfelijk bezitten een stuk beemd, groot ongeveer een bunder, gelegen binnen de parochie van Tilborch ter plaatse genaamd die Sporckt, aldaar tussen:
erfenis van Claes Henrick van Spaendonck een zijde
erfenis van Wouter Jan Reijnen ander zijde
de lopende stroom genaamd die Leije een einde
erfenis van Willem Ceel Haermans ander einde
en hiertoe nog een jaarlijkse en erfelijke pacht van drie lopen rogge uit een erfpacht van 8 lopen rogge, die men jaarlijks heft op zekere goederen aan Jacop Jan Sijmons toebehorende en daartoe nog een jaarlijkse en erfelijke loscijns van 16 stuivers en 3 ort uit een cijns van 4 karolus gulden en 5½ stuiver, die men jaarlijks heft uit zekere erfenissen toebehorende aan Peter Adriaen Cornelis Hermans, de gehele cijns ter kwijting staande met 75 karolus gulden naar vermogen van de losbrief die daarvan is, zoals ze zeiden.
Op welk stuk beemd, erfpacht en loscijns voors hun andere tegendeelslieden voornoemd vertegen hebben met overgeven en afgaan op de manier die daartie behoort en recht is, belovende op henzelf en op al hun goederen en de momber en toeziener respectievelijk voors onder verbintenis van de goederen aan de 3 onmondige kinderen toebehorende en nog te verkrijgen deze erfdeling en dit etc, behalve dat de voornoemde 2 onmondige kinderen hieruit moeten gelden 2 stuiver en een penning Hollands per jaar gewincijns te betalen aan de Heer van Tilborch ten dage daartoe staande en bepaald zijnde, zodat er voor hun andere tegendeelslieden voornoemd nooit meer hinder, kommer of last van komen zal, waarvoor de voors momber en toeziener de goederen van de 2 onmondige kinderen verbinden, met conditie en voorwaarden ut in primis (zoals in de eerste [deelbrieven]) etc.
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als voor).
Solverunt (hebben betaald) 12 stuivers.

Hiertegen zullen de voors Gerit, Jan, Adriaen, Huijbrecht, Dingena, Barbara de Oude, Aleijt en Cornelia, broers en zusters, met Cornelis Adriaen Gerits als man en momber van Barbara de Jonge, zijn huisvrouw, en de momber en toeziener van Sebastiaen, Joachim, en Marike, allen kinderen van wijlen Daniel Gerit Hermans en Catherijna zijn huisvrouw voornoemd, samen hebben en erfelijk voor hun deel bezitten zeven lopen rogge per jaar erfpacht uit een erfpacht van 28 lopen rogge, die men jaarlijks heft uit zekere erfenissen gelegen aan den Berckdijck toebehorende aan Jan Huijbrecht Leemans, nog een jaarlijkse en erfelijke pacht van drie lopen rogge uit een pacht van acht lopen rogge, die men jaarlijks heft op zekere goederen aan Jacop Jan Sijmons toebehorende; nog zullen de voors kinderen hebben zekere 21 karolus gulden en vijf stuivers, die wijlen hun grootvader op Adam Cornelis Sijmons en zijn goederen heeft uitstaan en daartoe nog een jaarlijkse loscijns van 16 stuiver en 3½ ort uit een cijns van 4 karolus gulden en 5½ stuiver, die men jaarlijks heft uit zekere erfenissen aan Peter Adriaen Cornelis Hermans toebehorende, de gehele cijns ter kwijting staande met 75 karolus gulden naar inhoud van de losbrieven die daarvan zijn.
Op welke 2 erfpachten, jaarlijkse loscijns en andere uittsaande penningen hun andere tegendeelslieden voornoemd vertegen hebben, met overgeven en afgaan etc, belovende op henzelf ern op al hun goederen en de momber en toeziener respectievelijk voors op verbintenis van de goederen aan de voors 2 onmondige kinderen toebehorende en nog te verkrijgen, deze erfdeling etc en alle kommer en calangie daarop komende allemaal af te doen, met conditie en voorwaarde etc ut in primis literis divisionis (zoals in de eerste deelbrieven).
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als voor).
Solverunt (hebben betaald) 12 stuivers en 1 ort.

1563, april 5

Bewerkt door: J.R.O. Trommelen


Zoeken in website: De Hasselt voor 1832