Menu

Akten Schepenbank Tilburg

Akte R-1561-14-7952-37r

Bekend zij aan eenieder, dat gekomen en gestaan zijn geweest voor schepenen ondergeschreven Marten en Elizabeth, broer en zuster, kinderen van Henrick Cornelis Appels, de voornoemde Marten klein van verstand [zijnde] en daarom geassisteerd met Sijmon Peter Zwagemakers en Gerijt Thomaes van Enschot als door de heer aangestelde momber en toeziener van Marten voors., daar zij zich sterk voor maakten en gelofte deden, en de voors. Elizabeth cum tutore (met haar voogd) en Jan zoon van Anthonis Jan Adriaen Smoelders als man en momber van Cornelia zijn huisvrouw en Herman zoon van Jan Gerijt Hermans als man en momber van Engel zijn huisvrouw, gezusters, dochters van Henrick Cornelis Appels voornoemd, welke kinderen de voornoemde Henrick verwekt en verkregen had bij en uit wijlen Jenneke diens huisvrouw, dochter van wijlen Jan Nauwen, en ze hebben van de erfelijke goederen hun van Jenneke hun moeder en schoonmoeder voors. aangekomen en bestorven en daarin Henrick hun vader en schoonvader voornoemd zijn vruchtgebruik en al zijn recht vanwege vruchtgebruik is afgegaan, een zekere erfscheiding en erfdeling gedaan en gemaakt op de manier, die hierna volgt. In verband met deze erfscheiding en erfdeling zal de voornoemde Marten hebben, houden en erfelijk voor zijn deel bezitten een huis, hof met de grond en erfenis daaraan liggende en daartoe behorende, groot ongeveer 6 lopensaet en een vierdevaetsaet genaamd Bonten Stede gelegen in de parochie van Tilborch ter plaatse genaamd de Hoevensche Draijboom, aldaar tussen:
erfenis van Cornelis sBeren een zijde
erfenis van Jan Gerijt Jan Gijben met nog meer anderen ander zijde
erfenis van dezelfde Jan ook aan een einde
de gemeijn straet ander einde.
Nog een stuk akkerland, groot ongeveer 3½ lopensaet, genaamd de Polder, gelegen in de parochie en ter plaatse voors., aldaar tussen:
erfenis van mijnheer de Prelaet van Tongerloe een zijde
erfenis van Herman Jan Gerijts, dat hiervan en tegen gedeeld en afgepaald is ander zijde
de gemeijnt van Tilborch een einde
erfenis van Jan Jan Hermans ander einde
zoals ze zeiden. Op welk voors. huis, hof en erfenis de andere tegendeelslieden voornoemd vertegen hebben met overgeven en afgaan op de manier daartoe gewoon zijnde, belovende op henzelf en op al hun goederen die zij etc. deze erfdeling en dit vertijen, overgeven en afgaan voors. altijd vast en stendig te houden en in hun naam te laten houden zonder enig wederzeggen en alle kommer en calangie daarop komende allemaal af te doen behalve dat de voors. Marten hieruit moet gelden een ortstuiver per jaar gewincijns te betalen aan de Heer van Tilborch; een penning per jaar gewincijns te betalen aan de Hoge Rentmeester; een tuijn per jaar gewincijns te betalen aan de erfgenamen van Lucas van Amerzoijen; een halve stuiver per jaar te betalen aan de Gezworenen van Tilborch en daartoe nog 20 lopen rogge per jaar erfpacht te betalen aan Marike dochter van Ghijsbrecht Vermee; [hij moet ook] onderhouden 'sHeren schouwen van een waterlaat hiernaast lopende zoals men die van oude tijden af schuldig is en behoort te onderhouden.
Welke cijnsen en pachten de voornoemde Merten, geassisteerd als voor, alzo moet gelden en betalen en zijn momber en toeziener voors. beloofd hebben alzo te gelden en te betalen ten dage en termijne daartoe staande en bepaald, dat er voor de andere zijn tegendeelslieden voornoemd daarvan nooit meer schade, hinder nog last van zal komen, daarvoor de goederen van de voornoemde Marten, hebbende en verkrijgende, verbindende.
Met voorwaarden hierbij dat als er voor enige van de deelslieden voornoemd op hun deel rechtens enige andere kommer, hinder of last zou komen dan hier benoemd is, dat zij die hinder, kommer of last als die komt elkaar zullen helpen dragen en betalen, dat zij elkaar op verbintenis als voor zo beloofd hebben, zonder arglist.
Datum 24 december, schepenen Ghierll en Buerden.
Debet (verschuldigd) 12 stuivers.

Hiertegen zal de voors. Elizabeth hebben, houden en erfelijk voor haar portie bezitten een stuk land in zaailand en weiland liggende, groot ongeveer 9 lopensaet en 15 roeden, gelegen in de parochie van Tilborch ter plaatse genaamd aenden Hasselt in Stertshoeve genaamd den Cranenberch, aldaar tussen:
erfenis van Adriaen Aert Fiers een zijde
erfenis van Cornelis Cornelis sBeren met meer anderen ander zijde
de gemeijnt van Tilborch een einde
erfenis van Jan de Vet ander einde,
zoals zij zeiden. Op welk voor stuk land haar andere tegendeelslieden voornoemd vertegen hebben met overgeven en afgaan op de manier die daartoe gewoonte is, belovende op henzelf en al hun goederen en de voors. momber en toeziener op verbintenis der goederen van de voors. Marten, hebbende en verkrijgende, deze erfdeling en dit vertijen, overgeven en afgaan voors. altijd vast en stendig te houden en in de naam als voor te laten houden zonder enig wederzeggen en alle kommer en calangie daarop komende allemaal af te doen met voorwaarden hierbij, mocht er voor enige van de deelslieden voornoemd op hun deel enige andere kommer etc. in finem adusque (tot aan het einde).
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als boven).
Debet (verschuldigd) 12 stuivers.

Hiertegen zal de voors. Jan zoon van Anthonis Adriaen Smoelders als man en momber van Cornelia zijn huisvrouw hebben, houden en erfelijk voor zijn deel blijven bezitten een huis, hof, schuur, schop, schaapskooi met de grond en erfenis daaraan liggende en daartoe behorende, groot ongeveer 4 lopensaet, gelegen in de parochie van Tilborch ter plaatse genaamd aen de Hasselt, genaamd d'Oude Stede, aldaar tussen:
erfenis van Cornelis Cornelis sBeren een zijde
de gemeijn straten ander zijde en een einde
erfenis van Cornelis Cornelis Wouters ander einde.
Nog een akkerland, groot ongeveer 6½ lopensaet, gelegen in de parochie en plaats voorschreven tussen:
erfenis van Herman Jan Gerijt Hermans, dat hier van en tegen gedeeld en afgepaald is een zijde
erfenis van de wedwue van Peter Willem sBeren cum pueris (met haar kinderen) ander zijde
erfenis van Elizabeth Henrick Cornelis Appels een einde
de gemeijn straat ander einde
zoals ze zeiden.
Op welke stede en erfenissen voornoemd zijn andere deelslieden voors. vertegen hebben met overgeven en afgaan op de manier die daartoe gewoonte is, belovende op henzelf en op al hun goederen en de voors. momber en toeziener onder verbintenis van de goederen van de voors. Marten, hebbende en verkrijgende, deze erfdeling en dit vertijen, overgeven en afgaan voors. altijd vast en stendig te houden en in zijn naam te doen houden zonder enig wederzeggen en alle kommer en calangie daarop komende allemaal af te doen, behalve dat de voors. Jan hieruit moet gelden een half ort per jaar gewincijns te betalen aan de erfgenamen van Lucas van Amerzoijen; nog drie lopen rogge per jaar erfpacht en daartoe 2 Oude Zwarten per jaar erfcijns beide te betalen aan de Provisoren der Taeffelen des Heijligen Geests in Tilborch; nog 9 karolus gulden per jaar loscijns te betalen aan enkelen binnen Tilborch ter kwijting staande met 150 karolus gulden; nog 3 karolus gulden per jaar losrente, gevest staande tot rogge te betalen aan de erfgenamen van Cornelis de Loose, ter kwijting staande met 50 karolus gulden en nog 30 stuivers per jaar losrente te betalen aan Cornelis Thonis van Buerden ter kwijting staande met 25 karolus gulden alles naar inhoud en vermogen van de losbrieven, die daarvan zijn.
Welke cijnsen en pachten de voornoemde Jan zo moet gelden, betalen en ook aflossen en beloofd heeft deze zo te gelden en te betalen en ook af te lossen ten dage en termijne daartoe staande en bepaald zodat er voor de andere zijn tegendeelslieden voornoemd daarvan nooit meer hinder, kommer of last van komen zal, daarvoor zijn persoon en al zijn goederen, hebbende en verkrijgende, verbindende, met condities daarbij dat als er voor enige van de deelslieden enige etc.
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als boven).
Debet (verschuldigd) 12 stuivers.

Hiertegen zal Herman zoon van Jan Gerijt Hermans als man en momber van Engel zijn huisvrouw voornoemd hebben, houden en erfelijk voor zijn portie bezitten een stuk akkerland, groot ongeveer 3½ lopensaet, gelegen in de parochie van Tilburg ter plaatse genaamd aen de Hasselt, aldaar tussen:
erfenis van Jan Thonis Jan Adriaen Smoelders, dat hiervan en tegen gedeeld en afgepaald is een zijde
erfenis van de weduwe van Peter Mathijs van Eijnde met haar kinderen ander zijde
de gemeijn straat een einde
erfenis van Elizabeth dochter van Henrick Cornelis Appels voornoemd ander einde.
Nog een stuk land groot ongeveer 5½ lopensaet, genaamd de Polder, gelegen in de parochie voors. ter plaatse genaamd aen de Hoeven, aldaar tussen:
erfenis van de Prelaet van Tongerlo een zijde en een einde
erfenis van Marten zoon van Henrick Cornelis Appels dat hiervan en tegen gedeeld en afgepaald is ander zijde
de gemeijnte van Tilborch ander einde,
zoals zij zeiden.
Op welke voors. stukken land de andere tegendeelslieden vertegen hebben met overgeven en afgaan op de manier die daartoe gewoonte is, belovende op henzelf en op al hun goederen en de voors. momber en toeziener onder verbintenis van de goederen van de voors. Marten, hebbende en verkrijgende, deze erfdeling en dit vertijen, overgeven en afgaan voors. altijd vast en stendig te houden en in zijnen naam te laten houden zonder enig wederzeggen en alle kommer en calangie daar op komende allemaal af te doen behalve dat de voors. Herman hieruit moet gelden en betalen de jaarlijkse gewincijns te betalen aan de Heer van Tilborch; nog 4 karolus gulden per jaar loscijns te betalen aan de weduwe van Claes Thonis van Buerden cum pueris (met haar kinderen), ter kwijting staande met 64 karolus gulden; nog een mud rogge per jaar lospacht te betalen aan de erfgenamen van Anthonis Dionijs Meijnarts. Welke cijnsen en pachten voornoemd Herman zo moet gelden, betalen en aflossen en ook beloofd heeft zo te gelden en te betalen en ook af te lossen ten dage en termijn daartoe staande en bepaald zodat er voor de andere zijn tegendeelslieden voornoemd daarvan nooit meer hinder, kommer noch last van komen zal, verbindende daarvoor zijn persoon en al zijn goederen, hebbende en verkrijgende, met voorwaarden hierbij dat als er voor enigen van de deelslieden voornoemd op hun deel met recht enige andere kommer, hinder of last zou komen dan hier benoemd, dat zij die kommer, hinder of last, als die komt, elkaar zullen helpen dragen en betalen, hetwelk ze elkaar alzo op verbintenis zo beloofd hebben zonder arglist.
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als boven).
Debet (verschuldigd) 12 stuivers.

1561, december 24

Bewerkt door: J.R.O. Trommelen



Zoeken in website: De Hasselt voor 1832